Voortgezet Onderwijs

In Nederland volgt het voortgezet onderwijs op het basisonderwijs. Het voortgezet onderwijs start dus voor de meeste leerlingen op twaalfjarige leeftijd en duurt meestal vier tot zes jaar, afhankelijk van de gekozen vorm.

Er bestaan vier soorten voortgezet onderwijs. Het praktijkonderwijs richt zich tot leerlingen die moeilijk leren en een leerachterstand hebben. Deze leerlingen krijgen voornamelijk een praktische opleiding om na het praktijkonderwijs te kunnen gaan werken. Een tweede vorm van voortgezet onderwijs is het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs of vmbo, waartoe ook het leerwegondersteunend onderwijs of lwoo behoort. Het vmbo is een vierjarige opleiding. Na het vmbo kunnen de leerlingen hun studie voortzetten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo) is een vijfjarige leergang. Afgestudeerde havoleerlingen kunnen verder onderwijs volgen in het hoger beroepsonderwijs (hbo) aan een hogeschool. De laatste vorm tenslotte is het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo), een zesjarige opleiding die voorbereidt op het hbo of op een academische opleiding aan een universiteit.

Personen die door omstandigheden geen diploma bezitten van het voortgezet onderwijs, kunnen op latere leeftijd nog steeds deelnemen aan een staatsexamen om een diploma te behalen.

Een cursus op het gebied van voortgezet onderwijs kan het volledige programma van een bepaalde onderwijsvorm (vmbo, havo of vwo) omvatten of kan leiden tot het behalen van een deelcertificaat. De cursist wordt tijdens de opleiding voorbereid op het afleggen van een staatsexamen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Een cursus die het programma (of een deel ervan) van één van de vormen van voortgezet onderwijs behandelt, is bedoeld voor personen die (alsnog) een ontbrekend deelcertificaat of een volledig diploma van voortgezet onderwijs willen behalen.